Belevenissen van een Recensent
Onderstaande is een voorbeeld van een recensie die ter goeder trouw aangevangen werd maar door beluistering van het goedje is uitgegroeid tot een cynische scheldpartij. Het gaat over het afgrijselijke 400 Years of Music van de industriële gothen van Steril. Omdat ik, beleefd als ik ben, hieronder ook maar ineens het plaatje mee afdruk (voor de ongelukkigen die dit spul echt goed vinden), heb ik er dan ook geen moeite mee om hen, in één trek door als het ware, tot in het zeven maal zeventigste geslacht te vervloeken.
“Die gothics toch! In één nummer proppen ze spijkerharde technobeats die in technomilieus al tien jaar steendood zijn en zelfs al een beetje stinken, onderaards donkere geluiden die immer onheil doen vermoeden (het gaat niet goed met mij, niet goed met jou, het gaat niet goed met de wereld, die stijl), een verloren gelopen koor en superstoere teksten. Faut-le faire! Maar doe mij toch maar liever iets anders dan deze vermeende samenvatting van vierhonderd jaar muziek. Industrial gothic is met voorsprong de potsierlijkste substroming die ik me kan indenken. Vreest niet, onwetende! Steril (niet te verwarren met de Steril van op Gigolo, doe dat die mensen niet aan) zorgt ervoor dat het niet louter bij gedachten blijft en blaast me bepaald niet subtiel van de sokken met aan goa verwante ritmes, opgefokt Nitzer Ebb/Die Krupps-geschreeuw maar dan van twintig jaar later en – driewerf helaas! – stevig erin hakkende gitaren. Subtiliteit is deze jongens hun sterkste kant niet en ze zorgen er dan ook moeiteloos voor dat ik reeds vanaf het tweede nummer een knoert van een hekel aan hun – nu ja- muziek krijg. Maar onversaagd als uw verslaggever is, zet hij door tot nummer vier, waar Depeche Mode, drum‘n’bass, harde gitaren en zelfs een mc in de overvolle mix gesmeten worden. Nu we dat doorstaan hebben moet ook nummer zes wel kunnen waar een new age intro moeiteloos overgaat in een Skinny Puppy rip-off van het zesde knoopsgat. Of nummer zeven waar er zelfs naar pure pathetiek over ontieglijk snelle trance gegrepen wordt. Bij nummer acht is die mc er ineens weer maar hij wordt al snel overstemd door wat niet anders dan braakgeluiden en sissende stemmen genoemd kan worden. En zo gaat dat horror vacui maar door. “You can feel me inside”, ijlt de goede man in nummer negen, alsof hij dringend een sanitaire stop moet maken. Liever niet, dank u. In nummer tien zijn we dan bij de Prodigy-imitatie beland. Desire rijmt op Fire, Desolator op Creator en verdere poëtische vondsten doen het slijm van de ergernis uitgroeien tot een vuistdikke fluim. Bij nummer elf heb ik het opgegeven. Onaanraadbaar.”
“Die gothics toch! In één nummer proppen ze spijkerharde technobeats die in technomilieus al tien jaar steendood zijn en zelfs al een beetje stinken, onderaards donkere geluiden die immer onheil doen vermoeden (het gaat niet goed met mij, niet goed met jou, het gaat niet goed met de wereld, die stijl), een verloren gelopen koor en superstoere teksten. Faut-le faire! Maar doe mij toch maar liever iets anders dan deze vermeende samenvatting van vierhonderd jaar muziek. Industrial gothic is met voorsprong de potsierlijkste substroming die ik me kan indenken. Vreest niet, onwetende! Steril (niet te verwarren met de Steril van op Gigolo, doe dat die mensen niet aan) zorgt ervoor dat het niet louter bij gedachten blijft en blaast me bepaald niet subtiel van de sokken met aan goa verwante ritmes, opgefokt Nitzer Ebb/Die Krupps-geschreeuw maar dan van twintig jaar later en – driewerf helaas! – stevig erin hakkende gitaren. Subtiliteit is deze jongens hun sterkste kant niet en ze zorgen er dan ook moeiteloos voor dat ik reeds vanaf het tweede nummer een knoert van een hekel aan hun – nu ja- muziek krijg. Maar onversaagd als uw verslaggever is, zet hij door tot nummer vier, waar Depeche Mode, drum‘n’bass, harde gitaren en zelfs een mc in de overvolle mix gesmeten worden. Nu we dat doorstaan hebben moet ook nummer zes wel kunnen waar een new age intro moeiteloos overgaat in een Skinny Puppy rip-off van het zesde knoopsgat. Of nummer zeven waar er zelfs naar pure pathetiek over ontieglijk snelle trance gegrepen wordt. Bij nummer acht is die mc er ineens weer maar hij wordt al snel overstemd door wat niet anders dan braakgeluiden en sissende stemmen genoemd kan worden. En zo gaat dat horror vacui maar door. “You can feel me inside”, ijlt de goede man in nummer negen, alsof hij dringend een sanitaire stop moet maken. Liever niet, dank u. In nummer tien zijn we dan bij de Prodigy-imitatie beland. Desire rijmt op Fire, Desolator op Creator en verdere poëtische vondsten doen het slijm van de ergernis uitgroeien tot een vuistdikke fluim. Bij nummer elf heb ik het opgegeven. Onaanraadbaar.”
1 Comments:
Mooi zo. Heb er hier ook zo`n paar liggen, maar ik kan me er niet eens aanzetten om verder te luisteren.
Een reactie posten
<< Home